Hechtingsproblematiek en het Geen Bodem Syndroom
Het Geen Bodem Syndroom (GBS) is een patroon van gedragingen, ontstaan als gevolg van een indrukwekkende gebeurtenis waardoor het basisvertrouwen is aangetast. Het GBS omvat symptomen die uitingen zijn van (prenatale) hechtingsproblematiek.
Wanneer men wordt geboren is er van nature een basisvertrouwen van ongeveer 70%. De andere 30% zal normaliter groeien op basis van ervaringen die als kind opgedaan worden. Wanneer er vroege angstige ervaringen zijn, zal deze 70% moeizaam gehaald worden. Het basisvertrouwen wordt hierdoor aangetast en er treedt automatisch een overlevingsdrang op. Een overlevingsdrang die later in het leven door gedrag weer tot uiting komt door: te vechten of te vluchten of te verstarren.
Geboortetrauma en hechtingsproblemen
Geboren worden is namelijk niet het begin van het leven, laat staan het begin van hechting. In de ontwikkeling van de baby is er sprake van een grote mate van continuïteit tussen de prenatale en postnatale ontwikkeling. De geboorte is een fundamentele overgang in ons leven, waar heel wat traumatisering kan optreden, welke leidt tot verstoorde hechting.
Hechting is een drijvende kracht die achter de hele menselijke ontwikkeling schuilgaat. De noodzaak om te kunnen hechten en zo het overleven veilig te stellen, zit in de genen van alle zoogdieren en zo ook van de mens.
Naar schatting 90 – 95% van de geboortes kunnen in min of meerdere mate, als traumatisch beschouwd worden voor de baby. Een geboorte kan zelfs een afschuwelijke ervaring zijn, waarvan het gevolg is dat de hechting door het opgetreden trauma verstoord wordt.
Een traumatische ervaring kan vergeleken worden met een extreem stresserende gebeurtenis, die een emotionele shock veroorzaakt en langdurige gevolgen heeft.
Als de hechting met de ouders niet goed verloopt, ontstaan er vaak problemen. Bij een kind kan dit herkend worden aan de volgende effecten:
- Het in schijn aangepaste kind: het ontkent eigen wensen en past zich in schijn aan
- Het driftenkind: dit kind laat zich leiden door eigen wensen en doet wat in hem opkomt
- De controle hebben over zijn omgeving en maakt met alles en iedereen contact
- Het kind heeft twee gezichten: is thuis onhandelbaar maar vertoont buitenhuis zeer aangepast gedrag
- Het agressieve kind: daagt uit, schopt, scheld, slaat, pest, vernield, steelt etc.
- Het kind dat alles laat afweten, trekt zich veel terug en zou het liefst er niet meer willen zijn (doodwens)
- Het kind dat nergens raad mee weet en een chaotische indruk maakt
- Het kind dat zich richt op leren en presteren en zijn gevoelens van veiligheid en geborgenheid onderdrukt
Bij volwassenen is het herkenbaar aan de volgende effecten:
- Vastklampen aan hun partner in relaties. Dit kan gepaard gaan met jaloezie of angst om in de steek gelaten te worden
- Aantrekken/afstoten in relaties
- Kan ondertussen heel sociaal en zeer vaardig zijn, maar is alleen oppervlakkig in zijn relaties
- Extreme controle drang
- Angst voor intens contact, nabijheid of intimiteit
- Een beklemmende behoefte om voor iemand te zorgen
- De wens alles alleen te willen doen, geen hulp vragen